‘Spoken’ door Toneelgroep Amsterdam

Een draaitoneel als een klok
door: Hana Bobkova

In geen van de toneelstukken van Ibsen is het geheim zo expliciet als in Spoken. Een gezinsdrama rond een geheim dat Ibsen in zijn eigen leven ook kende. Als achttienjarige verwekte hij bij een dienstmeisje een zoon met wie hij nooit contact zocht. De vader van de jonge Oswald in Spoken, aan het begin van het stuk al dood, is ook de verwekker van Regina, die nu bij Oswalds moeder, de weduwe Alving, als dienstmeisje werkt, net als haar (inmiddels lang overleden) moeder. Toen Oswald zeven jaar was stuurde zijn moeder hem weg uit het ouderlijk huis om hem te beschermen tegen de kwalijke invloeden van zijn vader. En dan laat het lot (noodlot of erfelijkheid, zoals je wilt) de naar huis teruggekeerde, zieke Oswald zich aangetrokken voelen tot Regine en haar het hof maken, wat zijn moeder op een bepaald moment ervaart alsof een spook uit het verleden in het huis rondwaart.

De onthullingen uit het verleden worden weliswaar niet geheel uitgesproken, maar de taal van symbolen komt in dit stuk niet als een donderslag bij heldere hemel. Bovendien hebben theatermakers Ibsen gedurende de twintigste eeuw alle recht gedaan met hun interpretatieve benaderingen vanuit een psychologische invalshoek waardoor vele ‘geheimen’ zijn verduidelijkt. In het tijdperk van Ibsen kon syfilis geen gespreksonderwerp zijn, maar dat de zoon door zijn vader is misbruikt of erfelijk is belast toonden vele interpretaties van Spoken overtuigend aan. Dat de moeder haar zoon uit zijn lijden verlost door hem een dodelijke dosis morfine toe te dienen werd lang als taboedoorbrekend ervaren. Heden ten dage, tenminste in Nederland, is euthanasie in de wet verankerd mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Veranderingen van ethische normen, moraal en de manier waarop een samenleving met seksualiteit omgaat gingen decennialang gepaard met veranderingen in levensstijl. Onze blik is veranderd, net als de taal, en daarom komen de opmerkingen over het ‘losbandige’ leven van Oswalds vader hilarisch over op het hedendaagse publiek. Daarom ook kon de ziekte van Oswald in andere ensceneringen worden geïnterpreteerd als aids, geheel buiten de schuld van de vader. Dan ligt het minder voor de hand dat de vader als een spook door de huiskamer dwaalt.

Spoken staat bol van ethische kwesties. Waarden en normen zijn zeer aanwezig. Mevrouw Alving handelde uit plichtsbesef en fatsoen, niet alleen toen ze de jonge Oswald wegstuurde, maar ook toen ze zich door de dominee liet overtuigen bij haar echtgenoot te blijven. De christelijke moraal wordt ter discussie gesteld. Het proces van onthullingen van leugens dat mevrouw Alving doormaakt, werd dikwijls ook verklaard als een pijnlijke bewustwording van de vrouw. Het is door Ibsen allemaal vernuftig geconstrueerd en staat als een huis.

Betrokkenheid

De enscenering van Thomas Ostermeier past bij Toneelgroep Amsterdam, met haar doordachte dramaturgie waarin naar nieuwe betekenissen wordt gezocht. Tegelijk draagt ze kenmerken van de ‘Duitse school’. Ondanks of juist dankzij de rijkdom aan vormen ontleent het regisseurstheater of dramaturgisch theater in dat land zijn maatschappelijk belang aan interpretaties die de samenleving aanspreken, herinneringen oproepen, vergelijkingen toelaten of vraagtekens zetten, kortom, die de historische en hedendaagse context met elkaar verbinden. Hoewel Ostermeier zich verzet tegen het gepsychologiseer van het Duitse regisseurstheater uit de jaren zeventig en tachtig (zie het programmaboekje van Spoken) is hij tegelijk de erfgenaam van een lange traditie van betrokkenheid. Deze traditie bestaat ook in Nederland, maar desondanks is het hier noch voor het publiek noch voor de kritiek vanzelfsprekend om zich bij een voorstelling eerst af te vragen wat de acteurs, regisseur en dramaturg te vertellen hebben over het leven van een gemeenschap waarvan elk individu deel uitmaakt. Mijns inziens is deze beperkte houding een van de oorzaken (en gevolgen) van de weinig betekenisvolle functie van ons theater in de samenleving. Het is en blijft een randverschijnsel met een verfoeilijke theatraliteit, losbandige artiesten en eeuwig geroep om geld.

Ostermeier zocht met zijn medewerkers naar verschuivingen en veranderingen in de tijd, die als een historisch, theatraal en existentieel fenomeen prominent in de enscenering aanwezig is. Door de tijd worden de geschiedenissen van de personages en de vormgeving van de ruimte bepaald. De bouwstenen zijn een draaitoneel en filmische beelden in zwart-wit. In de ruimte speelt het gevisualiseerde huis als woonplek én symbool een cruciale rol. Het eerste wordt aangegeven doordat op de toneelvloer enkele zwarte meubelstukken meedraaien ter aanduiding van de vertrekken. Een andere beweging is die van de panelen met geprojecteerde filmbeelden. Aan het begin schuiven de twee panelen naar elkaar toe. Op het ene landt een vliegtuig en dan verschuift het naar het andere, met de donkere voorgevel van een huis in een vlak landschap. Het beeld ontstijgt de illustratie door de beweging van de panelen, die zich gedurende het stuk herhaalt.

Het tweede ‘huis’ en tevens de visuele lezing en samenvoeging van twee belangrijke thema’s stelt een witte maquette voor van een huisje met ramen van zwarte gaten. Mevrouw Alving wil een kindertehuis oprichten (ter nagedachtenis aan haar echtgenoot!), een goede daad waarmee ze tegelijk het verleden achter zich kan laten. Regine zou door haar vermeende vader Engstrand naar een tehuis voor zeelieden worden gestuurd om daar te gaan ‘werken’. Beide acties zijn niet alleen twijfelachtig, maar voor het hedendaagse gevoel ook nogal gedateerd. Op het toneel zien we steeds een wit modelhuisje, waarvoor nergens een goede plek is te vinden en dat de personages van de ene plaats naar de andere meeslepen. Het is een belangrijk rekwisiet en toch ook weer niet.

Dit kinetische decor met projecties van opnames gemaakt door Oswald lijkt ook op het niveau van het verhaal logisch. Hij keert immers terug uit Parijs en de fantasie hoeft niet op hol te slaan om te bedenken dat hij daar filmregie studeerde. Op de panelen zijn ook de door hem live gefilmde gezichten van de aanwezigen te zien. De beelden tonen gras en golvende zee, maar vanaf het moment dat zijn ziekte zich manifesteert zien we ook abstracte vlekken, strepen en formaties; misschien een inkijk in zijn binnenste, in zijn zieke hoofd.

Met het vliegtuig konden ook de regisseur en zijn ontwerper reizen, naar het land waar het zo vaak regent. Hoewel Spoken een weinig poëtisch stuk is (zelfs in de vertaling van Judith Herzberg), creëren de glinsterende waterslierten die samen met witte dampen onophoudelijk als een gordijn op de zwarte achtergrond vallen een constant aanwezige schoonheid, een duré. Het kinetische decor deed mij sterk denken aan de iconografieën van de beroemde vernieuwer Josef Svoboda uit de jaren zestig. Het bracht me als het ware naar zijn Tsjechovs, met projecties van bloeiende takken, beweegbare panelen tijdens het spel van de acteurs en ruimtescheppend licht.

Gelaagdheid

Ostermeier, geboren in 1968, heeft deze periode niet meegemaakt, maar documenten zijn er meer dan genoeg. Samen met zijn persoonlijke materiaal schept de geschiedenis een context. Zo is de (door de regie) toegevoegde scène van de gezamenlijke maaltijd van mevrouw Alving, Oswald, Regine en de dominee niet alleen een bevestiging en herschepping van een gezinssituatie. Met op de achterwand de zee, zo dichtbij dat de personages bijna op het strand lijken te zitten, in de zwijgzaamheid van een uitgerekte tijd, is het een icoon van een situatie met wortels in lang vervlogen tijden. Een gezin, stijf en gehoorzaam, met het verbod te spreken tijdens het eten.

Bij Ibsen speelt de handeling zich binnen vierentwintig uur af. In de regie van Dirk Tanghe (2004) duurde de voorstelling vier uur, Ostermeiers Spoken neemt nog maar twee uur in beslag. De tijd van handeling geeft echter de indruk van vele uren, weken en jaren. De zware en ouderwetse camera van Oswald past niet in het hier en nu, maar de woorden ‘fragmentatie’ en ‘gefragmenteerd’ wel.

Zo ontstaat een gelaagdheid van de tijd, het anachronisme voorbij. De tijd zelf is onbepaald, dat wil zeggen: wanneer is niet belangrijk, maar de duur wel. Doordat de scènes zich ‘draaiend’ en toch op dezelfde plek afspelen, gezien vanuit verschillende perspectieven, is de ruimte steeds dezelfde en toch ook weer niet, net als de tijd. Een draaitoneel als een klok.

Aan het historiserende proces (de plaatsing in verschillende tijden) beantwoordt ook de lezing van de personages. Het ware scheppingsproces van de dominee door Hans Kesting begint bij een uiterlijke karakteristiek: zijn iets gebogen hoofd en rug, bedachtzaam en toch jeugdig, lopend op sokken – zijn doorweekte schoenen werden in beslag genomen door Regina – en de rijke gebarentaal waarmee hij deels associaties kan oproepen met de andere mannen van zijn beroep, maar nog meer met een politicus die voor zijn demagogie geen lichamelijke welsprekendheid schuwt. Fulminerend tegen vrijheid die is ‘omgeslagen in dwang’ is hij in zijn sas, maar even sterk komt de theatrale kant van zijn persoonlijkheid naar voren als hij in de quasi-intieme scène met mevrouw Alving, die hij dan Hélène noemt, vlot op zijn knieën valt en weer opstaat. Het zijn twee lijnen, twee kanten van hem, die bij elkaar geen vertrouwen wekken; een historisch-sociologisch archetype, hoewel deze aanduiding een contradictio in terminis is.

De regie legt niet de nadruk op de oorzaken van handelingen en het graafwerk in de psychologie of psychopathologie laat hij desgewenst aan de toeschouwer over. De Oswald van Eelco Smits is het prototype van een ongelukkige, protesterende jongeman, geloofwaardig ook met het smijtwerk van een opstandeling. De Regine van Isis Cabolet is eerst onopvallend en gedienstig, ontvlamt dan in woede als zij de waarheid te weten komt. Beiden zijn als vertegenwoordigers van de jonge generatie die ondanks verzet in de tentakels van het verleden valt. Ook de mevrouw Alving van Marijke Heebink is tweeledig: minder ‘geëmancipeerd’ maar wel zichzelf bevrijdend. Qua uiterlijk maakt ze een verandering door van een vrouw in een soepel vallend gewaad met opgemaakt gelaat, als menig diva rond het fin de siècle, naar doorweekt, deerniswekkend en gewoon aan het eind. Een vrouw die letterlijk en figuurlijk haar decorum verliest. Opnieuw weet Heebink met haar stem op het randje van het melodramatische en het diepe gevoel te balanceren.

In de relatie tot Oswald spreekt de lichaamstaal van het onbevredigde verlangen van mevrouw Alving, omdat de twee verstilde poses van haar met de zoon duidelijke seksuele connotaties hebben, nog voordat dit symbolisch zeer fysiek tot uitdrukking komt. Het lijden van Oswald wordt parallel gesteld aan Christus, met de zoon aan beide zijden geflankeerd door de twee vrouwen in een soort piëta. Het eind is ironisch en spottend, maar geheel in de geest van Ibsen. De zoon, verlaten door zijn vader, vindt en ontvangt de liefde van zijn moeder. De moeder ontkleedt haar in een stoel liggende zoon en geeft hem een injectie. De sjaal om haar nek wikkelt ze deels om zijn arm om de ader beter te vinden; een navelstreng in een bijna schaamteloze symboliek. Zo ook wanneer zij, inmiddels met ontbloot bovenlichaam, op hem ligt en moeder en zoon, elkaar strelend, op het draaitoneel de eeuwigheid in glijden.

In deze Spoken zijn het scènes die op de lachspieren werken en afstand scheppen. Het neemt niet weg dat de acteurs boeien van de eerste tot de laatste minuut. De interpretatie is uitgebalanceerd, doordacht en kloppend, ook gezien de vele mogelijkheden die de tekst biedt en haar rijke opvoeringsgeschiedenis. De spoken van het verleden zijn zowel op het toneel als in de zaal nog steeds springlevend. Dat de jaren zestig voor mij zo duidelijk in beeld kwamen kan toeval zijn, maar het geheel overdenkend kwamen de volgende vragen en opmerkingen bij mij op: ligt te kijk zetten van incest niet in het verlengde van sinds Ibsens tijd onthulde taboes? Is de kritiek op ongebreidelde individuele vrijheid ook niet van onze tijd? Zijn de mevrouw Alvings al uitgestorven? En de dominees?

Het bericht over de brand in het net voltooide weeshuis maakt Oswald nog geloofwaardiger als hij met een rode blusser naar binnen rent. Begeleid door de stank van brand en door een ‘engelenkoor’ draait het gebouwtje in lichterlaaie rond en rond.

Toneel / Spoken door Toneelgroep Amsterdam, regie Thomas Ostermeier / Gezien: 8 maart, Stadsschouwburg Amsterdam / tournee t/m 8 mei / http://www.toneelgroepamsterdam.nl

Dit bericht werd geplaatst in Toneel en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie